Fabriekscomplex Mommers
Voormalig fabriekscomplex van Wollenstoffenfabriek C. Mommers & Co, rijksmonument.
Het langwerpige fabrieksgebouw van 3,5 bouwlaag in schoon metselwerk heeft 18 vensterassen. Het zadeldak is gedekt met blauwe Hollandse pannen. De lange gevels met om de twee vensters een pilaster hebben op de begane grond rondboogramen en deuren. Op de eerste en tweede verdieping 6-ruits segmentboogramen. De derde verdieping heeft lage getoogde 8-ruits ramen. In de kopgevels zit in het midden een deur met bovenlicht, luiken op de verdiepingen en bovenin een hijsbalk. Aan weerzijden zitten getoogde ramen en langs de hoekpilasters en de dakrand is het metselwerk versierd. De houten verdiepingsvloeren hebben zware moerbalken, met muurankers aan de gevels verbonden en in het midden ondersteund door gietijzeren kolommen.
Dit gebouw was bestemd voor de nieuwe spinnerij en ontworpen voor het gewicht en de trillingen van de automatische spinmachines, de zogenaamde self-actors. Hoogbouw werd in de 19de eeuw steeds meer toegepast wegens de efficiëntere drijfwerken. Dit is het stelsel van assen met riemschijven en lederen riemen om alle machines aan te drijven vanaf de centrale stoommachine. In 1885 is de eerste steen gelegd en in 1894 is het gebouw met ongeveer 25 meter verlengd. Sinds 1986 is het Textielmuseum erin gevestigd en is het pand ook van binnen te bewonderen.
In 1920 laat Mommers een 40 meter hoge schoorsteen bouwen ter vervanging van twee kleinere schoorstenen uit 1876 en 1889. Ook wordt dan een nieuw ketelhuis met zadeldak gedekt met blauwe pannen gebouwd naar ontwerp van architect C.J van Meerendonk. Achter het ketelhuis ligt het stoommachinegebouw met plat dak met een kleine lichtkap. Stoom en steenkolen speelden in de 19e en begin 20e eeuw een belangrijke rol in textielfabrieken. Voor het aandrijven van textielmachines en voor de textielbereiding zelf, want openbare elektriciteitsvoorziening was er nog niet. Mommers liet in 1875 een stoommachine opstellen met stoomketel en schoorsteen. In totaal zijn (in opvolgende fasen) vier stoommachines en niet minder dan zeven stoomketels op verschillende plaatsen van het complex geïnstalleerd geweest maar geen enkele is bewaard gebleven. In 1985 heeft het Textielmuseum een grote liggende stoommachine uit 1906 van 250 pk met groot vliegwiel opgesteld. Die is afkomstig uit de textielfabriek van A. & N. Mutsaers en toont veel gelijkenis met de laatste machine van Mommers uit 1904. Ook de grote generator voor elektriciteitsvoorziening en de schakelborden geven een beeld hoe het toen was.
Achter de hoogbouw een éénlaag pand in baksteen opgetrokken. Hier vier asymmetrische sheddaken met tuitgevels die aan de binnenzijde zorgen voor één grote goed verlichte ruimte. Drie sheddaken zijn aan de zuidzijde gedekt met blauwe Hollandse pannen en aan de noordzijde voorzien van glas. Dit sheddak is uniek in Nederland omdat de constructie hier geheel in hout is uitgevoerd en steunt op eikenhouten kolommen. Mommers liet dit fabrieksgebouw tussen 1875 en 1877 bouwen voor zijn nieuwe gemechaniseerde weverij voor grootschalige productie van wollen stoffen. Het pand was oorspronkelijk 15 meter breed en had drie sheddaken, één van 35 meter lang en beide andere korter. In 1907 werd de ruimte ertussen overkapt met het vierde sheddak met glas op het zuiden. Dit om licht te krijgen in de begane grond van de hoogbouw. Vermoedelijk in 1932 is de oorspronkelijke muur van het pand aan de zijde van de hoogbouw grotendeels verwijderd.
Ook de in 1986 begonnen ‘Tapisserie en Damastweverij’ is onderdeel van het rijksmonument. Dit gebouw met verdieping in schoon metselwerk stamt uit 1894. De door vier pilasters gelede voorgevel heeft zeven vensterassen. De gemetselde gootlijst is uitkragend met in het midden een dakkapel met luik en hijsbalk. Het zadeldak tussen tuitgevels is gedekt met blauwe Hollandse pannen. Op de begane grond rondboog T-vensters en op de verdieping getoogde 6-ruits vensters. Aan de achterzijde onder zeven getoogde en boven drie rechtgesloten vensters. Mommers liet dit gebouw bouwen voor de lompenmalerij en de duivelmolen. In verband met de brandveiligheid (Veiligheidswet 1895) is de verdiepingsvloer uitgevoerd in steen en staal en ontbreekt een inwendige trap naar de verdieping. De begane grond was verdeeld in aparte ruimtes, vandaar de twee toegangspoorten. De verdieping werd gebruikt als weverij en later als twernerij. De zolder was magazijn. Sinds 2000 zijn de meeste bedrijfsfuncties van de weverij elders in het Mommerscomplex ondergebracht. Op de begane grond is nu de winkel van het Textielmuseum gevestigd.