Over Tilburg

Prehistorische sporen van bewoning in het tegenwoordige Tilburg zijn gevonden bij industrieterrein Kraaiven en dateren van 9000 jaar voor Christus. De huidige wetenschap gaat ervan uit dat dat rondtrekkende jager-verzamelaars waren van de Tjongercultuur.

De naam Tilburg komt voor het eerst voor in het Liber aureus uit 1191. Daarin werd een document uit 709 overgeschreven dat opgemaakt zou zijn in Tilburg (actum publice Tilliburgis). Het huidige Tilburg stond toen bekend als West-Tilburg, terwijl Oost-Tilburg overvleugeld werd door het in 1212 er vlak naast gestichte Oisterwijk. De gehele heerlijkheid, die nog meer plaatsen omvatte, staat wel bekend als Groot-Tilburg. In 1387 werd Tilburg van Oisterwijk gescheiden en ging, samen met Goirle, de heerlijkheid Tilburg en Goirle vormen. Deze maakte deel uit van het Kwartier van Oisterwijk van de Meierij van 's-Hertogenbosch.

In de 15e eeuw liet Jan van Haestrecht, een van de heren van Tilburg, het Kasteel van Tilburg bouwen, dat in 1858 moest wijken voor een fabriek. Het is nog steeds terug te vinden in het wapen en het logo van de stad. De bestuurlijke eenheid Tilburg is ontstaan uit een aantal buurtschappen, zogenaamde herdgangen, die met elkaar in verbinding stonden. De oude dorpskernen zijn nog steeds terug te vinden in de namen van verschillende oude wijken.

Op basis van de aanwezige schapenteelt groeide Tilburg omstreeks 1600 uit tot de belangrijkste wolstad van Brabant en overvleugelde het midden 18e eeuw de bijna compleet weggevallen Hollandse textielindustrie. Op 18 april 1809 verkreeg Tilburg van Lodewijk Napoleon, toenmalig vorst van het Koninkrijk Holland, stadsrechten. Dit geschiedde tijdens een inspectiereis die de koning van 13 april tot 17 mei 1809 in de departementen Brabant en Zeeland maakte. Tijdens deze reis kwamen tal van problemen van Tilburg en Brabant aan de orde. Voorbeelden zijn de infrastructuur, gezondheidszorg, teruggave van de kerken en de weekmarkten. De stad telde toen 9000 inwoners.

 

In de jaren daarna kwamen belangrijke verbindingswegen tot stand, zoals de steenweg van Breda via Tilburg naar 's-Hertogenbosch in 1826 en de spoorlijn naar Breda in 1863. Het Wilhelminakanaal, dat Tilburg een haven bezorgde, kwam in 1916 in gebruik maar werd pas in 1923 voltooid. De Piushaven werd in 1921 gegraven.

Koning Willem II verbleef graag in Tilburg. Over de plaats merkte hij eens op: "Hier adem ik vrij en voel ik mij gelukkig" (ook wel geciteerd als "Hier adem ik frank en vrij"). In zijn opdracht werd in 1847 een paleis gebouwd dat diende tot buitenverblijf. Het ligt tegenwoordig in het centrum van de stad. De koning heeft er zelf nooit in kunnen verblijven omdat hij stierf voor het voltooid was. Hij is er, na zijn dood, wel in opgebaard. Het paleis werd door de koninklijke familie overgedragen aan de gemeente, op voorwaarde dat er een Hogere Burger School (HBS) in gevestigd zou worden. Deze "Rijks HBS Koning Willem II" bestaat nog steeds als Koning Willem II College, echter in een ander gebouw. De bekendste leerling van deze HBS is Vincent van Gogh, die de school bezocht in de periode 1866-1868. Het paleis maakt deel uit van het gemeentehuis.

De stad is eind 19e eeuw groot geworden door de textielindustrie die zich vestigde tussen de herdgangen in. In 1871 telde de stad maar liefst 125 wollenstoffenfabrieken. Tilburg werd dan ook de wolstad genoemd. Eind 19e eeuw werden er tal van herenhuizen gebouwd die nog steeds in de stad te vinden zijn. Aldus ontstond geleidelijk aan een stadsstructuur met winkels en arbeiderswoningen.

De ontwikkeling tot stad bracht de noodzaak tot een algemeen uitbreidingsplan met zich mee, dat in 1917 was opgesteld door de stedenbouwkundige Johan Rückert. Hierbij werd ingespeeld op de toekomstige demografische ontwikkeling van de stad en de knelpunten in de verkeersstructuur, waaronder de spoorlijn die de groeiende stad in tweeën deelde. In 1940 telde de stad reeds 93.000 inwoners.

In 1927 werd Roomsch Katholieke Handelshoogeschool opgericht die is uitgegroeid tot de huidige universiteit.

Ook voor Tilburg vormde de Tweede Wereldoorlog de grootste ramp die de geschiedenis ooit over de stad gebracht had. De brug over het Wilhelminakanaal werd opgeblazen door het Nederlandse leger. Al in de meidagen van 1940 werd Tilburg doelwit van Duitse bombardementen, waardoor 14 doden vielen. Daarna volgden nog incidentele bombardementen. Uit Tilburg sneuvelden 18 Nederlandse militairen bij de verdediging tegen de Duitse aanval

Na de Tweede Wereldoorlog gingen de ontwikkelingen verder. De plannen voor de oost-westboulevard ten zuiden van de spoorlijn, in 1947 voor het eerst geformuleerd, werden in 1953 verder uitgewerkt en in 1958 gerealiseerd. In 1960 telde de stad al 139.000 inwoners.

Gedurende de jaren 60 van de 20e eeuw verdween de textielindustrie. Dit verlies werd gecompenseerd door de vestiging van moderne nijverheid op bedrijventerreinen aan de rand van de stad. Vanaf 1975 werd de binnenstad aangepakt. Dit gebeurde vaak op rigoureuze wijze, waarbij de doorstroming van het verkeer de meeste aandacht kreeg. Veel historisch erfgoed werd gesloopt en de zogeheten Cityring om de binnenstad werd aangelegd. Ook het Koningsplein werd aangelegd, op de plaats van de vroegere wijk Koningswei. Door dit alles kreeg de toenmalige burgemeester Cees Becht, verantwoordelijk voor deze plannen, de bijnaam: Cees de Sloper.

Vanaf de jaren 80 van de 20e eeuw vond verdere inbreiding plaats, waarbij meer respect voor het aanwezige erfgoed werd getoond.

In Tilburg is vanaf 1993 een duidelijk hoogbouwbeleid ontwikkeld. Daaruit zijn drie hoge gebouwen voortgekomen die naar Nederlandse begrippen als wolkenkrabbers kunnen worden beschouwd, te weten het hoofdkantoor van Interpolis, de Westpoint-woontoren en de StadsHeer. Westpoint is 143,1 meter hoog en was daarmee korte tijd de hoogste woontoren van Nederland, een titel die later werd overgenomen door het Rotterdamse Montevideo. De StadsHeer, Tilburg's tweede woontoren, is 101 meter hoog. Deze woontoren maakt deel uit van het project 'Het Haestrechtkwartier'. Dit betreft een gebied gelegen in de stationszone, direct ten westen van het Centraal Station, bestaande uit vier kantoren, een parkeergarage en een woontoren. De StadsHeer heeft, vanwege zijn bekritiseerde uiterlijk met grote, aan het gebouw vastgeplakte, kubusvormige balkons, de bijnaam 'De Vogelkooikes' gekregen. De laatste jaren oogst Tilburg veel lof met het bouwbeleid in de Spoorzone (de voormaliger NS Werkplaats) en langs de Piushaven. De combinatie van nieuwbouw en hergebruik van bestaande bebouwing verhoogt de kwaliteit van de omgeving.

De oudste parochiekerk van Tilburg, of eigenlijk West-Tilburg, stond op dezelfde plaats als waar zich nu de Heikese kerk bevindt. Ze was gewijd aan de heilige Dionysius. Van de geschiedenis van deze kerk is weinig bekend, behalve dat ze vanaf 1430 werd uitgebreid. De gotische kerk werd in 1483 opnieuw ingewijd. In 1595 brandde de kerk af door krijgshandelingen tijdens de Tachtigjarige Oorlog. Ze werd herbouwd en als zodanig in 1619 opnieuw ingewijd. In 1648 werd de kerk door de hervormden gevorderd en in 1650 betrokken de katholieken een grenskerk te Steenvoort, dat behoorde bij Poppel. Later werd de mis opgedragen in de bijgebouwen van het Kasteel van Tilburg en in 1691 kwam er een schuurkerk in 't Heike en in 1715 kwam er eveneens een schuurkerk in Goirke. Weliswaar kregen de katholieken hun kerk in de napoleontische tijd terug, maar deze was slecht onderhouden. In 1827 werd er een neoclassicistisch front aangebouwd en enige tijd later werd de kerk gesloopt en herbouwd als neoclassicistische hallenkerk. Het betrof een waterstaatskerk. In 1838 werd deze kerk ingewijd.

Vanaf het midden van de 19e eeuw werden er in rap tempo nieuwe kerken bijgebouwd. Aan de 19e-eeuwse Tilburgse katholieke geschiedenis zijn onder meer de namen verbonden van Joannes Zwijsen en van Peerke Donders. Mede door toedoen van Joannes Zwijsen werd Tilburg tot een katholiek bolwerk, getuige de grote hoeveelheid kloosters en kerken die ook nu nog in de stad te vinden zijn, zoals de Goirkese kerk en de Heuvelse kerk. Op het hoogtepunt had Tilburg 31 parochiekerken. Gedurende de jaren 70 van de 20e eeuw kwam er een kentering. De ontkerkelijking leidde ertoe dat vele parochies werden samengevoegd. Diverse kerken en kloostergebouwen werden gesloopt of zijn verbouwd voor andere doeleinden.

 

Bron: wikipedia